Het kan raar lopen. Tijdens de formatie van Rutte I heeft VNO-NCW, lees Bernard Wientjes, de deur plat gelobbyd om Economische Zaken op te tuigen, zodat Maxime Verhagen een behoorlijke portefeuille kon krijgen en tegelijkertijd de belangen van de industrie in het kabinet kon dienen. Dat leidde tot het topsectorenbeleid, met de ‘gouden driehoek’ van publiek-private samenwerking. Het moest maar eens afgelopen zijn met al die grote en automatische subsidies voor wetenschappelijk onderzoek die jaar in en jaar uit naar de instellingen vloeiden, zonder dat daar harde economische doelen aan gesteld werden. Die subsidies waren onder eerdere kabinetten ook nog eens fors gegroeid dankzij de aardgasbaten uit het FES, jaarlijks een half miljard euro.
Het bedrijfsleven werd meer dan tevreden gesteld. De FES-subsidies werden afgeschaft en bovendien werden honderden miljoenen van NWO, TNO en andere organisaties via PPS geoormerkt gekoppeld aan industriële projecten. Verder werden de belastingvoordelen op R&D-kosten verruimd. Kortom de industriële R&D kreeg een pluchen zetel aan de Bezuidenhoutseweg, met als achterliggend doel om de bedrijven te bewegen meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling.
Bij de formatie van Rutte II wilden Wientjes c.s. zelfs nog een stap verder gaan: waarom niet ook de W van OCW bij EZ ondergebracht? Maar nu, na vier jaar topsectoren, blijken diezelfde bedrijven OCW heel hard nodig te hebben (zie voorpagina). Het EZ-beleid is helemaal doorgeschoten in het utiliteitsdenken. De grote maatschappelijke problemen komen onvoldoende aan bod en dat terwijl Europa deze grand challenges hoog op de agenda van Horizon 2020 heeft gezet. ‘Doe iets’, is de noodkreet van de bedrijven aan Bussemaker en Dekker; ‘Laten we een gezamenlijke agenda maken’.