Geld blijft beperkende factor biotechnologie

De Nederlandse biotechnologiesector lijdt sinds 2007 onder teruglopende investeringen van overheid en bedrijven. Maar er zijn tekenen van herstel: het aantal bedrijven met minder dan tien werknemers is tussen 2007 en 2013 meer dan verdubbeld tot circa 300. En de nieuwkomers zijn vooral actief in zaadveredeling en medische en agrarische biotechnologie.

Dit staat te lezen in het onderzoekrapport ‘Economische analyse van de Nederlandse biotechnologiesector’ van TNO. Het gaat om een voorstudie in het kader van trendanalyse van de biotechnologie, die de organisatie heeft uitgevoerd in opdracht van de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) en die aan staatsecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu is aangeboden.

Vergeleken met 2007 is er echter niet veel veranderd, constateren de onderzoekers. De circa 300 gespecialiseerde bedrijfjes met minder dan tien werknemers kennen nog steeds weinig doorgroei. Nederland slaagt er dus niet in zijn sterke wetenschappelijke positie in de biotechnologie (hoge citatiescores en relatief veel octrooien) te verzilveren. De biotechnologiesector zelf ziet een gebrek aan financiering als de grootste barrière voor de groei van kleine ondernemingen. In deze sector hebben jonge ondernemingen te maken met een relatief lange opstartfase. Des te meer knelt het tekort aan vervolgfinanciering dat deze bedrijven nodig hebben om de zogenoemde Valley of Death over te steken. De onderzoekssubsidies zijn fors geslonken en aan de fiscale instrumenten en overheidskredieten die hiervoor in de plaats zijn gekomen, hebben ze vrijwel niets, omdat ze gedurende lange tijd inkomsten noch winst genereren.