Go back

R&D obsessie

Het innovatiebeleid was tussen 1976 en 2010 vooral gericht op het stimuleren van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten. Stakeholders fixeerden zich op R&D-cijfers. In lijn met deze ‘obsessie’ probeerde EZ met generieke regelingen, zoals de WBSO en eerder de INSTIR, de R&D-score van bedrijven te verhogen. De regelingen droegen ertoe bij dat de bedrijven formeel R&D deden, of goedkoper konden doen, maar ze verhoogden de R&D-score van bedrijven in het BBP niet.

Tot deze conclusie komt Evert-Jan Velzing in zijn proefschrift ‘Innovatiepolitiek’, waarop hij op 21 november aan de UvA hoopt te promoveren. De fascinatie voor R&D-score is, volgens Velzing, terug te voeren op het feit dat deze scores internationaal vergelijkbaar zijn, waarmee ze bruikbaar zijn voor het legitimeren van het beleid. Bovendien paste het generieke beleid bij de tijdgeest en de dominante (neo)liberale stroming op EZ. Kiezen was niet in het belang van de belangrijkste externe stakeholders, omdat die verschillende bedrijven vertegenwoordigden. Een generiek beleid heeft ook het politieke voordeel dat de overheid niet hoeft te kiezen en dus geen verkeerde keuze kán maken.

Lobbyisten hadden in de onderzochte decennia grote invloed op het innovatiebeleid. Zo is de aandacht voor generiek beleid te verklaren uit de belangenbehartiging van VNO-NCW. De balans sloeg soms door naar bepaalde lobbygroepen waardoor er sprake was van een ‘backing lobbies-beleid’.

This article on Research Professional News is only available to Research Professional or Pivot-RP users.

Research Professional users can log in and view the article via this link

Pivot-RP users can log in and view the article via this link.